5 INLEIDENDE BESCHOUWING.
ving, hij roekeloos-rechtstreeks met zijn luxeroller het lieve perceel van Oom Jan inreed. Als hij kortom wee is van al het gewauwel, gezanik en gesnater der burgerij en hij het heele leven in stoute verkortingen van prachtige taal en gedachten wil zien saamgevat door een persoonlijkheid, dè.n verlangt hij gretig te luisteren naar het oordeel van een mensch, die zich heelemaal durft uitstorten; dan wil hij luisteren naar de, in eigen ziel en brein geschapene woorden, beelden en vergelijkingen van een wezen dat te denken, te ontroeren en innerlijk te leven geeft; wiens inzicht, begrips- en gevoelswerkingen hij wil doordringen en omvatten, wiens meedoorlevend droomen hem een stil of luid-jubelend geluk schenkt. Dan kar hij grijpen naar het licht dat er afstraalt van de grootste scheppende geesten der waereld; dan kan hij mee-bewon-deren en mee-schreijen, en de geweldigheid, de sombere of teedere kracht van het geestelijk leven der kunstenaars mee-overzien. En niets schenkt zijn naar geestelijke en zinnelijke schoonheid hunkerenden geest een hooghartiger vorstelijkheid van leven, dan in eenzaam besef te weten: deze groote zielen zijn mij verklaard. Onder een dergelijken drang naar ziels-belichting van het scheppende werk der Grooten tus-schen de menschen, zijn misschien de beroemde ״Cau-series du Lundi" van Sainte Beuve ontstaan. Een
dagblad,____kon hij overwogen hebben,____ grijpt
met zijn woeligen inhoud naar de menschen en andersom grijpen de menschen naar de krant, de schutsheilige van openbaar fatsoen en algemeene zeden. Zoo is er een geheimzinnige wisselwerking tusschen de menschen en het nieuws, dat zij zélf veroorzaken. Zonder krant geen algemeen tijdsbegrip en zelfs de Fransche modephilosoof, Henri Bergson, zou daartegenover zijn haren zien te berge rijzen, indien hij ze bezat. Hij zou zijn bestrijding van het stoffelijk-zinnelijk realiteitsbeginsel onzer huidige aanschouwingsvormen in