6 INLEIDENDE BESCHOUWING.
verband met het algemeen tijdsbegrip eener krant, wanhopig moeten opheffen en zijn dialectisch brein zien uitdorren, alvorens hij de krant had voorzien van zijn nieuw idee: duur en afstand; omdat er geen duur is en geen afstand voor een krant; omdat nog altijd alles te lang duurt en alles te dichtbij is; omdat kranten de menschen vullen en de menschen weer de kranten. Hier stapelt zich sarcasme op sarcasme. Van uur tot uur zijn wij allen slachtoffers der pijnlijkst-benepen nieuwsgierigheid. En de krant bestaat om onze eigen onbenulligheid en gewichtigheid aan onszelf te de-monstreeren. De krant is de bontgekleurde kronijk van de gangbare dwaasheden der waereld. En tegelijk de droog-humoristieke uitstaller van onze onbewuste potsierlijkheid. De actueele menschen hebben het zóó ver gebracht, dat ze dagelijks kunnen zwemmen in stortgolven nieuws, die van komkommerland af-, en alle oorden uitstroomen. De geheele aarde ligt iedere minuut voor onze gretige oogen open. De krant patrouilleert overal en een iegelijk krijgt zijn ingezonden kattebel geplaatst, wanneer er althans niet è.1 te veel taalfouten als Kollewijniaansche bastaardjes in gebakerd worden. Er is een rubriek voor ongelukken, om griezelig van te smullen onder het pellen van een blanke schaal garnalen; er is ״gemengd nieuws", een romantische draaimolen voor verfijnde en dramatische menschenkenners. Er is nieuws van binnen-voor het buiten-, en van buiten- voor het binnenland. Er is nieuws van stad en provincie. We vernemen hoe in ons lieve land de gemeenteraadsleden krakeelen en zuchten; hoe lang de tong der parlementsleden gisteren was en vandaag is. We worden omwikkeld met het verwarde gedruisch van de straat, want daar bruist het nieuws van den dag. Er is ook nieuws van beurs, handel, scheepvaart en nijverheid; er is nieuws van brandweer en spuitgasten, nieuws van de tragische rubriek ״verloren"- en