de grondslagen eener nieuwe poeziË. II7
men, met handige dramatische effecten samen tot een tooneelstuk, waarbij hij dan een raisonneursrol voegde, om de tendens te verduidelijken. Heft hij deze tendens-onevenwichtigheid op, dan nadert hij onmiddellijk weer het voorafgaand burgerlijk naturalistisch tooneel. Dat loopt dood. Door de groote handigheid van het kiezen en samenvoegen der kleine ״scenes" uit het volksleven, de belangstelling prikkelend door zooveel mogelijk letterlijk de meest alledaagsche conflicten van het volk, in zijn eigen redeneerwijzen op te teekenen, gesteund door de nauwkeurig nagemaakte tableaux naar het heusche leven en grove tooneel- en decor-effecten, is het niet te verwonderen dat zijn stukken dikwijls meer succes op de bovenste rangen vinden, naarmate ernstige critiek er meer bedenkingen tegen heeft.
Voor Guido Gezelle heeft Scheltema groote genegenheid, „dien heerlijken ouden man". Vooral barsch treedt hij op tegen de tachtigers als taalschrijvers en tegen hun inhoudloosheid. Achter de anarchistische tendens van hun vorm verschuilt zich leegheid van inhoud. Evenals de tachtigers eiken positieven band, elke levensbeschouwing of aesthetica misten, redeneerden zij maar zoowat op het gevoel af, zonder eenige ernstige verantwoordelijkheid. Vandaar dat over één zelfde werk door den een zoo tegengesteld aan den ander werd gesproken en over één kunstenaar zoo volkomen tegenstrijdig werd geoordeeld. Wat voor povere figuur zouden ze maken indien ze waarlijk ter verantwoording werden geroepen.
Of wat te zeggen van iemand, vraagt Scheltema, (die iemand is Jac. van Looy) als een der ernstigen onder hen beschouwd, die geen Engelsch kennende, dit zich wilde leeren, door een van Shakespeare's prachtige drama's te vertalen op de meest onbeholpen schooljongensmanier, en die deze vertaling voor ernst liet drukken, — het ding had noch met Engelsch,