DB GEDENKSCHRIFTEN VAN SARAH BERNHARD. 98
praatjes, de schandelijke leugens, over haar persoon en kunst rondgestrooyd, zou zij met lachende en tartende kracht in het gezicht kijken, al zou ze niets van haar scherpe antwoorden verliezen. Ook Sarah ervoer dat het publiek verzinsels en lasteringen gaarne gelooft.
״Het publiek," zegt Sarah, gelooft maar al te graag wat leelijk en slecht is. Dat vermaakt het veel meer dan wat goed is."
Toch zou ze haar persoonlijkheid vrij vechten en zich zekerder van het leven voelen dan ooit. En van deze winnende levenszekerheid verhaalt ze opgewekt, geestig, fijn en soms zelfs echt, góed-literair. Met vele Franschen heeft ze den eigenaardigen drang naar de vergrooting van het kleine en de verkleining van het groote gemeen, in critische onderscheiding. Ze werkt bij grootheden met het verklein-, bij middel matigheden met het vergrootglas, geheel naar Heine's satyriek betoog tegen Blaze de Bury.... Haar critische bepalingen zijn dan ook vrijwel waardeloos, niet het minst waar het beoordeelingen van collega's geldt. Wat Sarah van Duse zegt, is kostelijk-ridicuul en vermakelijk om het zeer hoog air van aesthetische onderscheiding. Deze vrouw, die haar leven altijd in den gloed van haar a giorno-werkende verbeelding en haar succes beschenen zag, ziet alles rond zich in een kleurige omranding van glanzen, vreemd, wild, spookachtig of grillig. Ze brengt overal de wemelende spelerij van haar eigen fantasielichtjes mee en daarom spreekt ze van Edisons ״schroomvallige" gracie en van het ״altaar" dat ze in ״haar hart"
heeft opgericht voor Napoleon I, ״den god____van
den dood". In alles de grillige Sarah, die nu en dan haar aanstellerij tot groote kunst, haar kunst soms tot groote aanstellerij maakte.