gepraat over haar bijna naakte vormen, staat él wat zij doet, Isadora, in haar bevallige kinderlijkheid, waarin ze immer iets geeft van de schoonste blijdschap, de lachende lokkerij, de menuet-scherts en de opperste vrouw-gracie.
Ze mag als vrouw, als mensch wellicht 'n echt praktische Amerikaansche zijn, die de rondheid der guldens voor zéér praktische doeleinden waardeert, ze mag koetsiers beknibbelen en impressario's met revolvers beangstigen,-... als ze danst, Isadora, toovert ze, zingt ze haar ziel uit, geeft ze mij de schoonheid van het Helleensche wonderleven terug. Door haar hoort men de vogel-jubeling van de oudheid. Zij heeft de goden op den Olympos uit den sufslaap gewekt. Nu gaat Helios mij weer voorbij in zijn zonnewagen, en 't licht vuurt slangend rondom de schitterwielen als bliksemschichten. Ik hoor weer den stemmendonder van Zeus en het gansche Grieksche epos van Homerus herleeft.
In dezen tijd, waarin de ziel afgemeten wordt achter den cirkelomtrek van een rijksdaalder, is 't schóón zoo de oude, dyonisische verrukking door een dansend meisje weer op je te zien aanstormen. En niet alleen deze, maar ook de idylle, de elegie leeft voor verbaasde oogen.
Want het mythologisch epos der Grieken is een oergedicht der menschheid, waarin iedere natuur-kracht, iedere passie en ieder begeeren zijn menschelijke gedaante heeft gekregen. Geen menschelijke drift of zij leeft in dit poeëm. Geen jubel, geen smart, geen heiligheidsdrang, geen zwakheid of zij staan er
79