antieken, onze verbeelding zoo in gloed gelaaid als Miss Duncan met haar dans.
Verwacht hier, lezers, geen theorie van den dans, over zijn toekomst, zijn rhythmische en melodische schoonheid. Laat mjj u alleen zeggen dat Isadora weer de Grieksche bevalligheid, de wondre fijne kracht van het plastisch gebaar, de fiere en teedre mime en de eeuwige schoonheid van de lijn lévend ons heeft laten zien.
Zie haar Bacchanten-dans!
Er was geen dionysische passie en wellust-vervoering, geen bacchantische zwijmel, geen westersche erotiek. En toch een hartstocht die huiveren deed: een wilde, groote, ontroerende vervoering, een demonische mime, een passie als 'n bloedende uitstorting van zielsleven, een overgave van het heele trotsche lichaam, een furie van gracieuzen waanzin, die als rondging op een feest, ter Elyseesche velden. Zij luisterde naar de groote mysteriën daar, naar de uitziedende pracht der natuur-driften, gestild in hooge extase door de men-schelijke openbaringen over het leven hiernamaals. Zij was de ziel die den eeredienst voelde en in vromen duizel haar ziel offerde en haar lijf.
Isadora danst zoo schijnbaar cerebraal, koud, strak, iedere mime overlegd, honderdvoudig berekend. Ze danst schijnbaar met de koelte van marmer, strak, klassiek, nabootsend de plastische gracie der bestudeerde, in iedere lijnbreking nagevolgde antieken.
Maar, in diepste werkelijkheid bestaat haar koelheid niet. In Isadora brandt een wil, een sterke, hevige wil.
73