diepzinnige in Shakespeare wordt door Ibsen wel overgenomen, maar zwaar omneveld met duistere geheimzinnigheden; 't symbolische van Shakespeare omweven met een zonderlinge, beangstigende, gezocht-lugubre, zwartgallige somberheid, dat men er wee van wordt en duizelig. Vooral in Spoken is de hereditaire psycholoog zeer dilettanterig met zijn gedetermineerde wetenschaps-conclusie en zijn schrikaanjagend gezoek naar stemming en plastische suggestie!
Van nature is Ibsen nooit een groot voeler van mystiek geweest. Zijn droog, hard en onvermurwbaar-eenzijdig verstand zat hem in den weg, naast zijn uitsluitend analytischen drang. De mystiekerij is er bij hem, als de symboliekerij, om te drapeeren; om zijn zinnebeel-digen apotheosen neveligen achtergrond te geven. Angst aanjagend decoratief, meer niet. — Iedere regel van Böhme en Novalis bewijst hoe, in metrische gevoelslijnen, innerlijke mystiek zich vormt in taal. — Bij Ibsen bewijst integendeel iedere regel van zyn drama's, hoe verstandelijke aankoppeling van zekere begrippen-filosofie de werkelijke mystiek op een afstand houdt. Moraal-zwendel rook hij op mijlen afstand; mystiek in diepsten, teedersten samenhang met het reëele leven, zag ie niet, ook al kwam ze hem onder den voet. Wel heeft Ibsen, als tooneelhervormer gevoelige ontvankelijkheid getoond voor het ensceneeren van stemmingskunst, die de niet doordringende waarnemer, door suggestieve hulpmiddeltjes in de plastiek overbluft, aanziet voor mystiek.
Soms, — lang niet in zijn beste werken, — weet hij tooneeltechnisch prachtig gebruik te maken van zijn
62