zee, met haar eeuwigheid van ruimte en licht, met haar lichtende tooveringen en angstige duisternis; met haar sirenen-gemurmel en haar orkaan-donderingen.
En hij wil terug weer, als een stil mensch, naar zijn stil huis, en hij wil, na al dat geweldige, en cosmisch-ontembare, na al dat eindlooze huivrend doorvoeld te hebben, weer iets van de fijn mijmerende ziels-teeder-heid, en hij luistert naar het wiege-liedje, op de verstilde avond-aarde, dat z'n jeugd-leven hem in zoet herinneringsspel de ziel indraagt.
Nu komt er een periode dat Hekking het palet grijpt en schilderen gaat. Zijn ontembare uitingsdrang brengt hem naar de tube's. De landouwen, overgoten met 't goud van de zon, en de zwoele dampen van een zengenden zonnedag! Een onderwerp, waarvoor Rembrandt nog gestaan zou hebben. Want hij wil de ruimte vooral uitdrukken, het grootsche. Zoo wil hij schilderen een zee bij zons-ondergang, en heel de wasemende pracht van zoo'n hollandsch laat-lichtend hemel-landschap. Ik kon dat niet goedkeuren en ik zei hem dat zulk soort werk als hij maakte nog niéts was. Hij schrok, de groote, lieve ziel. O! er leeft in die probeersels wel iets van zijn wonderlijk-bewogene, hevige, brandend-sensueele, en geniale natuur; wel is de palet-menging brutaal, wel perst hij met een huivering van genot zijn catmium uit de tube en floddert hij met zijn chromaat om zich heen als een woest kleuren-jongleur; en wel maakt hij gebruik van een tweede-hands verkregen habiliteit, die hem soms een door onbewustheid beko-
39