hem nadoet. Men kan een talent van zijn kracht niets aanwijzen, niets leeren. Slechts een groot vriend, in wiens voelen en muzikaal genie hij volkomen vertrouwen stelt kan hem zeggen: Gerard, dit zou ik zóó niet nemen, maar zoo, en dan luistert hij met zuivere en innige overgave. Maar voor het groote geheel, de groote lijn, is alles overgegeven aan zijn eigen scheppend sentiment en zijn visioenair-muzikaal verbeelden. Eenmaal zoo er in, laat hij alle schoolsche en aangeleerde methode weg, wordt hij geheel oorspronkelijk en slechts beheerscht door zijn heerlijk, natuurlijk-styleerend uitbeeldings-vermogen.
De meeste cellisten spelen zooals ze 't geléérd hebben, Hekking juist speelt zooals hij het nooit geleerd heeft. O! 't Is zeer smartelijk hem te ontmoeten op een uur dat hij voelt gewoon te moeten studeeren, voor behoud van fijne vinger-lenigheid, voor het beheerschen van allerlei mechanisch-technische moeielijkheden.
Dit is wel het moordende en tragische van een kunst die ook ten deele handwerk is, zij 't dan ook virtuoos-handwerk. — Zulk mechanisch blokken is niets voor hem. Wat heeft hij aan het honderd keeren stiptelijk oplichten van zijn vingertop, en het trekkend spannen van zijn vingers, mathematisch-maatdeelig; wat heeft hij aan gamma's, accoorden-brekingen, octaven- en tertsengangen en dubbelspel, zonder ander doel dan het levend-lenig houden der vingers. Hij vloekt, raast en blaast dan als een oehoe in nood. Hij verfoeit dat akelige, dorre, droeve en zinlooze blokken, want al
34