en »beschaafd« spel! Natuurlijk heeft zijn spel de fijnste en teederste schakeeringen, maar er is geen cellist met meer toon-passie en klank-poëzie, met meer uitworstelend oer-gevoel in den streek dan hij. Soms speelt hij zoo zwaar, breed en woest, met zoo hevige, nerveus-physieke oerkracht dat het instrument, kreunend en be-angstigend van klankspanning, dreigt te springen. — Ge moet ook zijn gezicht zien als hij hoort van zijn »beschaafdheid«.
Hij haat alle technische afgerichtheid en vooropgestelde klassieke stijl-vormen. Hij begrijpt dat al wat uit zijn diepsten aard schóón — ook van zélf klassiek is. Vandaar zijn woedend zagen soms, en zijn magistraal uitslingeren van klankentrossen in een wilden melodie-bloei. Ge moet hem hooren, bij zich thuis, zonder publiek, zonder gekleede jas, boven en buiten alle traditie en conventie, gestuwd door de scheppende oer-macht van zijn woest-schoon verbeeldingsleven en zijn groote schoonheids-sensualiteit.
En dat sentiment van goddelijken kunstenaars-wrok draagt hij van zijn kamer soms óver naar de concertzaal. Daar, vóór hem, zitten de menschjes, knus op rood fluweel, zich te koesteren en te knuffelen met hun vleeschelijken-, tegen den stoelrug. Zou hij nu de zoete cellist zijn, die met weeke pomade-streekjes den weelderigen luisteraars een muzikale sluimerij en weeke kitteling bezorgen kan, zoodat ze op hun zacht-fluweelen stoeltjes alleen droomen van zaligheid en zwijmelend genot. "Wacht maar! Hij zal »beschaafd« spel geven. Daar draaft hij aan en als een zwaardslag
30