waar de lucht bevend doorheen vloeit en zich oplost in een schoone menschenstem. Haar dictie is niet geleerderig en schoolsch-gelouterd. Vooral als de lieflijke Sanderijn, zong zij ontroerend-naïef, was alles in haar van broze bekoring. Toen ze inneviel op het woord van den onthutsten Reinout, was ze zoo schuch-ter-bewust zich, zoo etherisch, en toen Sanderijn van haar maagdelijkheid geplunderd stond, klaagde er een wanhoop en stille droefnis door haar heen, alleen te voelen op z'n diepst, in de onsteltenis der wilde oogen. Sanderijn in haar woud, en de Ridder (Verkade) gaven soms door hun spel wel even de illusie van middel-eeuwsch leven. Maar het spel zelve, Lanseloet is niet dramatisch noch mystisch. Slechts een schuchtere openbaring van een schoonwoest tij dieven, soms wonderschoon door zijn geïdealiseerde ridder-romantiek, beangstigende realiteit en machts-uitzettingen van menschen tegen menschen.
Ook in Lanseloet speelde Verkade met een schoon gebaar, breed en massief, en de diepte van zijn stem had soms groote werking. Toch bleef de Reinout vanRo-yaards boven alles uit. Ik zal moeten eindigen. Maar mijn laatste woord is nog lang niet gezegd over hem. Want vooral als karakterspeler in modern drama wil ik hem zien, om te weten hoe ver zijn scheppingsvermogen gaat, naar alle levens-richtingen uit. Toch was het mij een genot over hem te schrijven als Elckerlyk en Reinout met zijn fijn-riposteerenden dialoog, want nooit zal ik vergeten de pracht van zijn uitbeelding. Royaards is mij nu, ook innerlijk, een groot kunstenaar gebleken.
24