gang en wieging, met oogen als brandend amber, waarin het vurigste licht smelt, en met paradij s-cierse-len. En zij gaf ze een vol-zoeten zang, en welluidende spraak, een zegening voor het verlangende oor! En de klanken dreven door de lucht als muziek; maar plots daar doet ze een geboren worden met even schelle als zoete stem, wisselend van klankeffect. Het arme beestje weet er niets van: zooals die met z'n reuzensnavel, parmantig je aanstaart alsof niet hij, maar jij zoo'n gedrochten-kokkert bezat!
Ook onder de dichteren caricaturiseert de scheppende levenskracht!
U kent allen Verwey? Albert Verwey van Noord-wijk-aan Zee! — De natuur schonk hem vele gaven. Hij is dichter. Nu weet ge 'r alles van. Van zijn pracht en zijn glanzingen. Want dichters zijn als de schoonste vogelen! Maar de natuur, woest, schonk hem naast de Verbeelding een waan: Inbeelding. Schoon van lijf en leden, maar een .. reuzensnavel! Droef om te zien, droef! En droef juist wijl zoo bar-belachelijk, zoo stomp-potsierlijk, zoo agaceerend-verdwaasd als bij mijn vogel in ״Artis"! De heer Verwey is de man van en met Beweging. Hij is de man mét beweging en met verbeelding. In het tijdschrift De Beweging van Mei 1907 houdt hij beweging in zijn verbeelding en nóg groo-tere verbeelding in zijn beweging. De goeiert met zijn waan-snavel kan leuteren als een bezonken besje. Ziet hier hoe hij te keer gaat tegen „werkelijkheidsbeschrijvers" die ook krantenschrijvers zijn:
113 8