Die snavel als van rood en geel cement vervaardigd, zou je 'r willen afhakken. Hoe schoon zou 't beestje dan niet zijn! Maar nu, 't blijft een bar-grillige burleske van den ziedenden satyrenlust der natuur! Daar zit een booze luim van de lust-godinnen achter! Een mislukte vrijage van wat mythologische goden, en als wraak wordt een wrang vermaak tusschen een schoon scheppingsplan ingemengd! Zoo zouden de Grieken zulk een gedrocht verklaard hebben! O! goochel-vreemd beest, dwaas schoon dierke, zot mooi wezen met je afgrijselijken hoorn-neusbek, je kleurig dom uitgroeisel, droef caricatuur van schoonheid en dwaasheid dooreen, wat veel heb je mij te denken gegeven. Hier martelde de schoonheid in den knuist van den grappenmaker. En zoo als het bij dieren is, zoo leeft het ook onder de menschen.
II.
Want, de natuur werkt haar burleske speelsigheid ook dóór op onze naasten! Dan echter in het geestelijk leven. Zij schept geesten zoo zuiver van harmonie, zoo af van lijn, zoo verzorgd en zoo breed, zoo massaal, dat ieder er grootachtbaar tegen opstaart. — De genieën, de groote geesten, de sterke, geniale naturen, de droomers en de hervormers, de zoekers en omverwerpers, de van hartstocht-opbrandende en de stil peinzende schepselen. O! eindelooze verscheidenheid van denkingen en voelingen in al die scheppende geesten. Want de natuur is heel, heel grillig. Ze schept dichters
110