groot reproduceerend kunstenaar, wil hij ook meespreken in de toonschepping door hem te spelen, zooveel mogelijk eigen gewaarwordingen moet laten spreken, en ontroeringen, die wij allen menschen, fundamenteel met elkaar gemeen hebben. Hjj moet van zijn reproductie zooveel mogelijk een productie maken. Hij moet nooit een bepaalde stijl-opvatting zich aanleer en van welk groot artist ook afkomstig. Hij moet iedere aanduiding, in vaste voel-vormen gestolde indicaties ver-morselen om zich heen en slechts zijn eigen ziele-stem beluisteren. Wat zijn eigen ziel hem voorzingt, dat geve hij! Het zoeken naar de »bedoeling« van een componist lijkt mij een grofheid en een dwaasheid, en een gruwel van vulgaire schoonheids-misduiding.
Zeker geeft iedere componist zijn bedoelen weer, maar dat bedoelen gaat subjectief teloor in de schoonheid van het werk. Daar moet niet naar gezocht, maar dat moet door paralel-gewaarwordingen méégevoeld. D&n alleen speelt de virtuoos eigen ziels-leven uit, in de schepping van den toondichter. En hoe dieper hij eigen sentimenten laat meegroeien in den architecto-nischen bouw der klank-poëzy, en hoe persoonlijker hij het gevoel van den schepper doorweeft met éigen ontroeringen, hoe meer hij de oorspronkelijke scheppingsemotie van den toondichter vangt vanzélve, in zijn spel. Want er is altijd een mystisch verband tusschen alle groote menschen-ontroeringen.
Een concert van Beethoven dus niet altijd gespeeld, zooals voorganger of meester het leerde, maar zooals alleen de instrumentalist het zélf voelt. En eigen
105