Flesch vooral is de epische voeler, de klassieke natuur, de meest beheerschte, en hij is een persoonlijkheid.
En dat wil ik in een reproduceerend kunstenaar vooral zien: persoonlijkheid. Hij moet mij het leven van de aarde omdauwen met een gouden mist. Ik wil als ik hoor spelen ontroeringen van hemel en hel.
Ik wil, terwijl ik naar hem luister, steden en landen zien opdoemen uit een gouden diepte van mistigheid. En ik moet m'n oogen nat voelen als versche rozen in ochtenddamp. Nog niet één is er geweest die mij het hoogste gaf, mij zulke visioenen van hemel en hel voorbij den woeligen geest liet schieten. Ik moet mijn gefolterde smart zelve hooren schreien, diep in mij, en toch weer opstaan in eigen gebrokenheid. En als Flesch mij dat nu en dan schonk, dat goddelijke gevoel van een aardsche ontvluchting naar oorden van vreemde schijningen, vreemde kleuren en vreemde visioenen en fantasmen, maar toch zóó zwaar-menschelijk van innerlijk, dat niets er mijn diepere ziels-gevoel vréémd bleef, dan is hij voor mij toch wel geweest een groot kunstenaar.
Muziek is de taal van het meest duistere, verborgen en onbewuste gemoedsleven; zóó subjectief en gansch persoonlijk dat ieder schepsel er andere ontroering door ondergaat. Daarom is muziek de meest subjectieve en tegelijk meest objectieve van alle kunsten. Object van eigen diep gevoel, altijd en eeuwig subject voor een ander's sentiment en ziel. Daarom is een overgave in
103