bedrog doorgrond, hun leugens ontrafel, hun misleidingen stuk scheur en hun listen doorzie. 'Ik vrees niet één dezer boeven. Ik zie den ijzigste en afgrijselijkste kalm de oogen in. Dat is nu mijn menschenliefde. Want mijn zwerven onder misdadigers is menschenliefde; niet bedoeld als bewuste tendenz, als toegepaste preekleer, als werk van een ijverig middernachtzendeling. Doch het levensgevoel van den scheppenden kunstenaar, die zich aan alle uitingen van het bestaan verwant gevoelt.
Ik heb een reeks hoogstmerkwaardige brieven van misdadigers in mijn bezit. Ik wil niet snoeven op het feit, dat ik ziele-bekeeringen heb tot stand gebracht. Maar wél vermocht ik in te grijpen in hun tragisch lot om ze soms te brengen naar zekerder levenspaden. Doch maatschappelijke hulp is hierbij noodzakelijk. Wij moeten het zieleleven van den misdadiger oneindig veel beter en dieper leeren begrijpen. Wij moeten met onze menschelijke liefde het afgrijselijkste in hun wezen leeren objectiveeren. O, volstrekt geen ziekelijk humanisme, geen sentimenteele vertee-dering tegenover moordenaars, inbrekers, stu-prators en sexueel-ontaarden. Doch wij moeten het, omdat onder alle standen en alle rangen, ook onder die der quasie-beschaafden, verholen en verborgen, de misdaad broeit,
89