schen en hun jaarlijksche boottochten.
Dan gaan de vrouwen mee en schettert de muziek voorop. Zulk een zomertocht met de boot en verder in Jan-pleziers, is een schuimend brok volksleven. Het gaat ook weieens gepaard met tragische verwikkelingen, door familietwisten ontstaan. Er luchten zich wel eens veten; er zijn weieens vechtpartijen en gevallen van verliederlijking, doch meestal is de prijsvisscherij van de Jordaan-sche visch-colleges een spontane uiting van hartstochtelijk levens-heroïsme. Zoo geraffineerd als zij zijn in hun kennis van duiven, zoo dol als zij zijn op hun duivenplatten, zoo geraffineerd zijn zij ook in de hengelarij. Er ontgaat ze niets van de vaktechniek. Zij zijn meesters van het snoer. Zij zwerven te water en te land en zij zuigen zich de longen vol van frissche lucht. Zij brengen in hun kleeren en in hun vangst-spul, den zoeten geur der landouwen mee en de ziltheid van het water. De Jordaners zijn een uitgelezen volk, om feestjes te organiseeren.
Onder rumoer en luidruchtigheid volbrengen zij wonderen van gezelligheid. Alle kniesoorderij, alle somberte schudden zij onder het hengelen van zich af. En zóó bij al hun feestvierderijen. Dit openbaart juist die verrukkelijke levenskracht van het volk. Door alle kwartieren gaat vreugde en is er een verzichtbaring van levensgeluk. Zij
74