hunkeren naar de levensblijheid. Zij beminnen de feestelijkheden natuurlijk om materieele genoegens, doch ook om hun gemeenschapszin en hun onderlinge overgave tot uiting te brengen. Het nu en dan dronken zijn behoort tot een soort van manlijk levensrecht in de Jordaan. Als het groote pleizier en de groote genoegens maar niet bedorven worden.
In hun handel en wandel blijven zij van een rustige zelfverzekerdheid. Het is een heerlijk genot, ze op de markten bezig te zien. In de ont-zachlijke bedrijvigheid der stadswijken, zorgen zij voor den lach en den humor. Zij zwoegen met vroolijk plichtsgevoel. De Hallen van Parijs mogen een magistraler gezicht opleveren, met hun gele wagens, hun vruchtpaviljoenen, hun onmetelijke stapels groenten, hun bloemkorven, geurend tusschen den walm van visch en kaas; de ontzachlijke matglazen daken van de groote Hallen van Parijs aan het eind van de Rue Montmartre mogen fonkelen in zon en zomerhitte, — ook onze Amsterdamsche groenten- en vruchten-markt, de geheele Marnixstraat langs, is voor het schildersoog een overstelping en één verrukking. Ook daar is zéér in de vroegte, een gonzend vertier van machtig leven, waarvan de Amsterdammers die nooit de zon zien opkomen, geen flauw besef hebben.
75