vooral om, nabij en op den ״Afslag". Allereerst de prachtige omgeving van IJ en Ruyterkade. Hier ligt voor ons nog een deel van de Amster-damsche oudheid. Ik bedoel niet de nevelachtige oudheid, vóór de dertiende eeuw; doch de historische oudheid, toen Amsterdam, in 1275, door het beruchte tol-privilege van Floris V, met dezen naam „dam" in de historie trad; toen Amsterdam onder de jongere steden van Holland naar voren kwam. Het grootsch-histori-sche ontwikkelingstijdperk van Amsterdam, de z.g. Spaansche tijd, de Gouden Tijd, de Pruikentijd en de Fransche Tijd, zijn zonder IJ en primitieve omgeving niet te denken. Welke geweldige gebeurtenissen vonden er niet plaats! Het nu verschijnend groot boek van Prof. Brugman, over Geschiedenis van Amsterdam, waarlijk een historisch standaardwerk, verschaft u daaromtrent alle historische bizonderheden; over den eersten Sculterus (schout), zoo goed als over het Zegel van Arent van Aemstel. Zoo goed over Gijsbrecht II als over Guy van Avesnes, bisschop van Utrecht, (noot 1930). Welke ontroerende tafreelen speelden er zich niet af!
Zong Antonides niet in „IJstroom": Een arme Visscherbuurte uit
haar moerassenkreet"....
60