daarmee al dadelijk het visch- en waterbedrijf van ״Amstelledamme" in den voortijd kenschetsend. Wie hoorde er niet van het „Gouwenwater"____ het water van 't Gouw, landrivier, met
het IJ (ten halve stroome) zoover als de zoom van het Gouw reikte? Amestelle, eertijds aan
Gouw en IJ____wij leven er eeuwen en eeuwen
tusschen. De IJ-kant waar wij nü op staren, heeft reeds een inval der Kennemers, in 1204 beleefd, vechters die den dijk doorstaken. Roovend, verbrandend en plunderend trokken de Kennemers rond, verwoestten de grasveenen, roofden groot en klein vee. De visschersbuurt aan IJ en Amstel, ach, ze behoort tot onze heerlijke stad Amsterdam, als het bloed en de beenderen tot het men-schelijk lichaam. Nes, Zeedijk, Nieuwendijk, Damrak zijn alle ten nauwste betrokken in het historische wordingsproces van Amsterdam. Want daar stond eens het kasteel van Gijsbrecht met uitzicht op de „Wilde See".
Al zeven eeuwen ligt dit van ons af, en nog zien wij het IJ- en Amstelland onder de machtsglorie van de drie Gijsbrechten der dertiende eeuw. Doch over de Heeren van Aemstel zullen wij hier niet praten. Toch zien wij Amsterdam altijd in haar glorie, aan IJ en Amstel. Vroeger was alles mooier, oneindig mooier. Vroeger was het havenfront niet door een rij palen afgesloten.
61