geroep der negocianten, van ״fijnkoppen", „lijn-dertjes", „Jankoppen". Er achter, zilverend, lag het stille IJ, als een bewasemde spiegel te dampen.
De Zaterdagnacht-aalmarkt werd overzworven door Jordaanmeiden en aal-vrouwen uit al de stegen van Nes en Zeedijk, van Haarlemmerstraat en Haarlemmerdijk. De stiekeme duistere drankloodsjes dienden voor vet gelurk en gelik van „dun" (jenever). De Zaterdagnachtsche zomer jool gold als de geduchtste plezieruren. Van de walmende danskitten (toén nog sluiten na twee), zóó op de wriemelende markt. Schelmkerels, souteneurs en lokvrouwen tusschen de zwoegende, ernstige werkers.... Gezang, gelal en vechtrumoer____O, de Zaterdagnachtsche aalmarkt____ze was een Breughel waardig.
Meide, daar komme de jonges an Mit d'r blaufe jassies an Blaufe jassies mit witte kraag Dat hebbe die meide soo graag!
Zoo hoorden de matrozen zich flikflooiend bezongen. Vóór de steigers wiegelden de sloepen en bonkten hoog en laag, dwars en schuin, de naar teer-riekende rompen der botters. Door tuig en takelage speelde het al aanklarende licht, roodachtig en goud, van den vonkenden morgen.
En het volk aan de kaai, gonsde en gromde.
58