andere bedrijfs-verhoudingen.
Er was een geweldige drom nachtvolk achter de vischmarkthekken op de Ruyterkade, in den vroegen morgen. Vrouwen, meisjes, kerels, karren, sloepen, botters, Durgerdammers, Urkers, Volendammers, sjouwvolk, ventvolk, burgerij,
alles____alles wriemelde dooréén. De nachtmarkt
werd door de onguurste klantjes bezocht. Door zwervers en slenteraars, door jolige, vechtende of jammerende dronkaards, door allerlei slag van zwoegmenschen.
Als in een halfduistere, donkere menschenkorf gonsde en gierde het onder den ״afslag". Smerige dievenlantaarns met beroete glazen veegden tus-schen de donkering van beenen en gebukte lichamen, smeltoven-achtigen gouden walm en flambouwschijnsels over bloederige handen, die kerfden in bakken, manden en kisten vol wriemel-aal. Over donkere hoofden en in-schemer-verduister-le aangezichten gloeiden de dalende en rijzende „bijlichters" (lantaarns). En vlak aan je oor, tusschen geraas en getier van sjacherend en krijtend vischvolk, hoorde je het klotsend gedruisch, rythmisch op en neer, van water-uitscheppende aal-jongens. Over de steigers woei een ziltig briesje en het verre, heerlijke IJ begon traag te klaren in den violetten morgen.
Even later klonk rauw, hel of scherp het vent-
57