drukke, wriemelend-luidruchtige aalmarkt. Al om half drie in den zomer, begon langzaam het koopvolk op te duiken uit de nog schemerende stad. De Amsterdamsche Zaterdagavond-aalmarkten genoten een typische beruchtheid. Op zulk een markt kwam van alles.
Veel vrouwen, veel mannen, veel koopers, uitgaanders en zwervers, veel menschen ook belust op ״versche aal", kon je er zien handelen, sjacheren, bieden en pret maken.
De Jordaansche vischkoopertjes dobberden op het Y, in den morgenschemer, rood- en goud-overglansd van het vroege licht____ met spartelenden buit in de vlet. Dan dadelijk begon de verkoop bij of op de steigers, aan aalvrouwen, aalmeiden, aan mannen en knapen, venters en ventsters. Ook wel van garnalen en andere visch. Doch in hoofdzaak blankaal; blankaal van Sassie
en van Durgerdammertjes____ van Lange Na
en Natbroek.... Ik kon toen niet vermoeden, dat na tien jaar ״mijn" aalmarkt, of liever de Amsterdamsche aalmarkt, voor goed tot de geschiedenis zou gaan behooren. Want de aalmarkt van toén, van tien of twaalf jaar terug, is alleen
nog maar te zien in____ mijn roman ״De Jor-
daan".
Het geheele kleinhandel-bedrijf in de visch is gerevolutioneerd. De Jordaners staan voor gansch
56