ARMOEDE II «7
die bijna vernietigd wordt door zenuw-angsten en daarom een meisje, dat hij hartelijk liefheeft, niet durft tot zijn vrouw vragen.
Paul Terlaet is niet overal even goed van het diep-binnenste eigen ik-leven uitgebeeld. Soms was deze taak mevrouw Boudier te zwaar. Wellicht om de psychische afwijkingen die hier in een fijnzinnig droomer moesten worden verklaard en voelbaar gemaakt en om het locaal-pathologische van het geval. Op pag. 302 is de philosoof Paul al ergerlijk-deftig wijs. Daar is zijn dialoog-toon ook door en door valsch. Valsch, wijl rhetorisch en van dialoog-bouw ook gansch en al vervaardigd. Toch is bij gedeelten de angst -psychologie en heel het fijner-onderscheidende en critisch-keurende wezen van Paul zéér mooi doorvoeld. Kitty, zijn meisje, is als derde-plans figuur, veroppervlakkigt door de veelheid der personen. De concubine Lena, later vrouw van den professor, komt maar nu en dan eens uit de schaduw. Maar ook die ziel werd diep gepeild en haar offerings-houding voor Bernard is zoo ontroerend-innig en zuiver-menschelijk gevoeld. Hein Terlaet en zijn vrouw Bets zijn ook méér dan typen. Ze leven en ze zijn gezien van het innerlijke uit. Hein allicht dieper dan Betsy. De in Den Haag wonende Louise, getrouwd met den adellijken De Cortes, is met haar groep te veel fragmentarisch bekeken. En toch gelukte het mevrouw Boudier,