90 STUDIËN
mengde zich reeds het bittere: vrees voor des-illussie." — Deze zin is een pracht-staal van dooreengemengde uitings-onmacht. Hij is allereerst symbolisch bedoeld. Paul hoefde maar te grijpen naar Kitty — en hij had het geluk. Dat is de nuchtere bedoeling. — Nu komt — die geluksgreep geallegoriseerd in een strekkende hand, — tusschen die hand en den greep het ,,bittere" zich mengen (goeie God!), dat is de vrees voor desillusie.... en de desillusie zelf.... Wat nog héél iets anders is. — Dat alles wordt in lieflijke verwardheid dooreengesleurd.
,,Hij wilde de zorg wel een oogenblik van zich afschudden (goed zoo, poedelmensch!) en ofschoon er een schaduw bleef".... Weer schaduw, weer bitterheid, waar straling, weer rhetoriek. — Blééf de ,,schaduw" terwijl hij zich „afschudt".... of schudt de schaduw dan zich méé af? — En hoe keurt ge zulk lévend Hollandsch: „Dit alles werd, nu zijn eigen verliefdheid verminderde naarmate de hare toenam, hem een last." Deze heele pagina 231 is vol rhetorische gruwelen. — Ik pik slechts een zinnetje weg, een der stijfste en horterigste — „waarbij ze stil glimlachend staan bleef voor het beeld in haar herinnering." — Het is gewoonweg een gruwel. „Betsy.... hing een kleurig schilderij op van al haar ervaringen." — De spijkertjes mevrouw.... en niet te hóóg „hangen" s. v. p. en b. h. b. h. h. — Snoepig, voorwaar snoepig!