ARMOEDE II «7
aanschouwing kan niet zóó inwerken op den waarnemer dat hij dramatische conflicten beeldend doet ontstaan, 't Naakte oplettende hóóren kan geen dialoog scheppen, de naakte observatie geen sceniek, noch stemmings-weergeving.
Voor dat alles is noodig de geheimvolle werking der intuïtieve schoonheidsmacht, vast aan een beheerscht woord-materiaal. De beschrijver van actie, stemming, innerlijk zielslieven en dialoog, moet het stijl-vermogen tot in de hoogste zuiverheid bezitten, anders wekt hij de ontroering niet. Elk nieuw brok menschenleven is den schepper vreemd, eischt telkens van hem een van-den-grond-af-beginnen, een geheel eigen voelen en inleven, wijl geen enkele vorm, geen enkel woord, geen enkel feit of gebeurtenis van dat leven, vóór dat hij 't zag, zóó bestond. Hij moet scheppen met een ,,buitenmenschelijk" vermogen. Alles aan dit leven is nieuw. De schaduwen die hij ziet, 't licht dat hij ziet; de hoofden, de lijnen, de gestalten; de geluiden, die hij hoort, de gebaren, de intonaties, 't milieu, de kleuren, de stemmingen.
Nooit was 't zóó, door een gecentraliseerd kunstenaars-gevoel, in vorm en inhoud bijeen-gevoeld en zoo bijeen-gezien. Dat zóó-zien staat even ver van het oorspronkelijk-bestaand voorwerp af, als een Millet-landschap van het oor-spronkelijk-bestaan hebbend landschap waarnaar