72 STUDIËN
tiek en fantasie d'aandacht vestigen, want werkers als Balzac, Flaubert, Zola, e. a. zijn er om hun potsierlijkheidjes wèg te spatten. Dat stijlvermogen behoeft geen woordkunstigheid in engeren zin te zijn. Ge hoort nergens het mooie, zingende en doorklonken woord. Het is het simpele, de expressie op haar plaats, door het zuiverste gevoel, op dat moment noodig en ingegeven. Het is eigenlijk meer de stilte tusschen de zinnen en de woorden die de innerlijke stijl-elementen er van vasthoudt. Het is het stille, onuitgedekte leven van den stijl. En toch wekte dat alleen de ontroering, door z'n innerlijkheid. Het is als het wonderlijke na-donkeren van de droeve en stille kleuren die gij gezien hebt op een schoon schilderij, en die later, als ge zoo'n doek in uw geest óproept, onmiddellijk vóór u aanzweven in de gouden ruimte der herinnering.
Met enkelvoudige psychologie kan men, bij de karakter-ontleding van één wezen dus, al toonen een groot kunstenaar te zijn. Is er nu epische groepeering en dramatische verwikkeling in en om de psychologie, dan kan zoo'n schepping steeds machtiger en grootscher worden. Want neven de subtiele verrafeling van aandoeningen en gewaarwordingen van een of twee wezens, kan een algemeenere omlijning van groepjes gegeven worden. — Dan krijgen we de ontleding