70 STUDIËN
karakters, in de fijnste ontplooingen van verdekt leven, naar buiten. Hij denkt, leeft, ondergaat hun smart, hun angst, vreugde, haat, weerzin, hun leef-drang. Hij bestaat, om zoo te zeggen, van hun verborgen binnenste uit. Zonder eenige lyrische wulpschheid of tusschen-schuiving van persoonlijke gemoedsbewegingen, verlangt hij, alleen door centralisatie en psychisch herscheppen van gewaarwordingen, meestal dwars tegen zijn eigene in, nu niets anders dan vreemde levens, van hun innerlijk uit, te doen voelen, denken en handelen, toch weer in zijn ziel op zijn brein. Ziedaar de voor-werpelijkheid der menschen in al hun gevoels-, gedachten en hartstochten-staten, geplaatst onder de geconcentreerde scheppings-, en ontledingsmacht van een kunstenaar. Wat gebeurt er? Eigenlijk iets bóvenmenschelijks. Hij geeft n. 1. een psychische ontwarring van zeker levensgevoel en zekere levens-ontroeringen en gepeinzen die deze menschen zelve in hun bloote voor-werpelijkheid nimmer in saamhang hebben overzien. Waar zijn nu de grootdunkende blagen die schetteren dat zij ,,copieeren".... die ,,naturalisten!" — Het organische leven, in zijn eigen onbewustheid, nu aangegrepen door de psychische analysedrift van een scheppend werker, die er alles van naar buiten brengt: het tragische, het bespottelijke, het teedre, het hevige, het zwakke, het valsche of schijn-machtige, het droefgeestige