56 STUDIËN
een leeg klapstoeltje." Dat is werkelijk innig, fijn, om aan te duiden hoe hartelijk-hevig er verlangd werd naar 't verschijnen van Jozette." Pijnlijker is daarom weer de tegenstelling in haar verschijnen geschetst.
„Even poeder-overwaasd lag kalm en matbleek haar ronde gezichtje, met de lange bruine oogen en het fijngetrokken neusje." — Wat is een gezichtje dat lag? Wat zijn „lange" oogen? Dat „poeder-overwaasd" is ook een mislukt Couperus-aanduidinkje. — Verderop ontmoeten we: kersroode lippen. Ajakkes! Waarom zijn lippen van heldinnen nou altijd kersrood. — Dan zinnen als deze: „waarvan de schelle lichte oogen onafgewend op haar gevestigd waren!" — Ook 'n beetje wee-romantisch is die liedjes-zingerij in den tuin; zoo liefjes, zoo snoeperig-gerangschikte artistiekerige bohémienerigheid, a la Murger; emotie-vla en ziels-roomsoeserigheid. 't Is te gemaakt, te opzettelijk, te erg gevonden als geval, te tooneelerig.
Wat ontbreekt aan den volgenden naturalistischen beschrijvings-vorm?.
,,Binnen deze meubelmuren, die de vierkante kamer een langwerpig aanzien gaven, stond, gedrongen bij het raam, de eettafel met zijn stoelen er onder geschoven; wat er aan behangselwand boven en tusschen de meubelen zichtbaar bleef, was zwartig-bruin met een beige bloempatroontje; het plafond zag in wijden kring (?) boven de hanglamp