52 STUDIËN
kussen (gezien door de dame heen, dat gebloemde? Q.) een ziekelijk-bleeke, niet meer jonge vrouw, wier reeën-oogen herhaaldelijk van haar naaiwerk op, in kwijnend kijken den hoogen, veelvensterigen gevel langs streken"....
Men voelt, de details zijn verstandelijk uitgedacht, gerangschikt, aangepast. Er is een luchtje van verflenstheid om die typeering. 't Is niet gezien met objectief-psychologische waarneming, 't Is getypeerde, karikaturige, in jus van romantiek gedoopte stijl-figuratie, nabootsing van een zóó ziekelijk levende kwijnster met reeën-oogen. Diezelfde zoetige karakteriseering met een, ik weet niet welken valschen schijn van fijnen, verteederden beschrijvingslust, weer op dezelfde pagina als een hut als „onbetwist terrein" wordt aangeduid van een kleine (natuurlijk kleine) cypersche kat, en we van de kat plots weer vóór een juffrouw-achtige meid worden geduwd.
....,, een napje versche melk kwam neerzetten en een bordje met fijn gesneden lever; soms nam zij het dier tegen haar borst getroeteld en het zoete naampjes gevend mee naar huis."
Zie hier een prachtig bewijs van decomponee-rende schrijfmanier. Terwijl zij descriptief en verhalend weergeven den tuin van „'le cent dix huit," krijgen we plots de mededeeling van wat de juffrouw-meid doet, midden tusschen een beschrijving der buurtuintjes-omgeving. — Alles omslachtig, onklaar, dooreengeward, alsof telkens