52 STUDIËN
atmosfeer, 't Is om meelij te kdjgen met zooveel treurige stijl-elementen, zoo klonterig dooreen-gemengd. Ge ziet Aristide dalen, de auteurs beweren dat Aristide zijn tocht rekt; in waarheid rekken de Schartens, door hun nergens evoquee-renden, nergens saamvattenden stijlgreep, op duldelooze wijze dezen trapdaal. Op pag. elf kunt ge beschrijvingen lezen die enkele goede elementen bevatten, maar waarin het goede overwoekerd werd door een overladen detailleering, soms geheel er naast, soms van een machtelooze zielerigheid in descriptie, die tot voorbeeld van hoe men niét schrijven moet, gesteld mag worden.
,,Het eerste had langs het middenpad (onmuzikaal van klank, Q.) een manshooge heining van rastergaas, in bruin-geteerde ramsn, maar (kostelijk zoo'n betoog-reddend en afwerend ,,maartje" Q.) én raster-ratnen en houtwerk waren bedolven onder stroomen van groen"....
Deze vulgaire inmenging van betoog-praatje in descriptie ontgaat dezen schrijvers blijkbaar volkomen. Vooral die acte-achtige: èn dit èn dat! is van een snoeperige stijlloosheid, die jonge schrijvers kunnen navolgen.
Een zeer mallige eigenaardigheid in dit verhaal van intiem Parijs, knus Parijs, is ook in den dialoog het half-fransch, half-hollandsch-gekeuvel.
„Trés delicieux.. .. zeer fraai...., zeer ge-volvoel," zegt daar iemand. Dit lijkt onnoozel, onschuldig. — ,,Fichtre.... daar moest je van