46 STUDIËN
vermijden. Ook de blik-,,ontmoeting" is kostelijk.
„Jeanne werd binnen gecommandeerd, en beladen met hoeden, die zij dan wegdroeg, naar het bergkamertje, tui-melgevaarten (de hoeden, denk er om. Q.) öp van haar handen, laag voor haar buik tot boven de kin."
Ziezoo, nu weet ge meteen hoe tuimelgevaart-hoeden ,,weggedragen" worden.
Op pag. 143 ,,ontvangt" ge een staaltje van de popperigheids-sentimentjes der auteurs. Jozette zit daar op het balcon: het zieke meisje op het balcon. ,,'t Opgekweekte bloeme//e," dat zoetjes zit te droomen met een Parijsche straat onder haar oogen.
Luttel gebeur „speelde zich daar af," als „voor een grapje."
„Het was de vijgemand met de spitse ooren er door en de glanzend heupwiegende (woord van Netscher Q.) rug van een paardje (hé? het paard werd gezien als paard je en de oortjes als ooren? Q.) het wit hoogehoed/e van den koetsier, en de groenlaken vouwen van een leege fiacre, die onderlangs voor-bij-dree/; of het koper-getuigde spannetje, zwarte paarden (nu weer ,,den"? Q.) voor het zwart-vierkante (zwart? Q.) wagen-blok/e van Potin, dat met een forsch getrappel tusschen de wieitjes, uit de verte der straat als van een helling aan kwam rollen; het was, om elf uur, de verspreiding OP EENS van loopende jongens-figuurfy'es, (loopende? soms zwemmende, roeiende? Q.) de straat over en langs de trottoirs en de zijstraten in, wanneer een klasse uitging van de deftige school naast aan.... de jongeheerfy'es hadden wit strooien hoedjes op (mijn God, wat een zinsovergang Q.) of witte of blauwe petjes (waarom