34 STUDIËN
klapwiekte nooit hevigjes met haar stijl als een geschrikt duifje op een til. Ze had niets petiterigs en wee's, niets voos-broos en ver-weekelijkt, niets van zoetelijkheids-kunst en besuikerde sensatietjes. Integendeel, haar uitingswijze had een stoere, strakke, ook verstandelijk stevig-doorwerkte eigenheid. Er leefden in haar, sterke inzichten, zwaar verworteld met haar soms fiere, hoogopgerichte, klare observatiekunst. Haar kloekheid en kracht broeiden toch tot teedre vrouwelijkheid. Geen gekunstelde zinsdraaierijen als bij den heer Scharten, maar overal den klop van het bloedstroomende eigen leven van haar geest en temperament. Ze versmolt de geheele ontroerings-rijpheid van haar wezen in haar taal; mevr. Scharten-Antink was dadelijk in alle deelen van haar arbeid te zien. De heer Scharten die, vóór Een Huis vol menschen nooit verhalend proza had gepubliceerd, was compleet in alles haar tegendeel. In alles de man der verbrozing, ganschelijk naar het decadente groeiende, als dichter niet — gelijk Gutteling in zijn Beweging-studie van het vorige jaar schreef, — een middelmatigheid, maar toch een troebel en wat blufferig mengsel van vele goede stijlen. Soms wel zéér met vleugjes van fijne schranderheid kon hij schrijven, maar zijn stijl had geen oorspronkelijk kenmerk, nergens een bloed-eigen-leven.