22 STUDIËN
duiken op van den grond met zwarte gezichten en groene woede-oogen van haat en wraakzuchtigheid. Ongetemd scheuren de driften los, en vieren een bachanaal in vlammen en adellijk bloed, 't Rood van 't schavotbloed, en 't rood der sissende vlammen vloeit inéén. Dit wereldgericht, waar de groote impulsiën naar mensche-lijke vrijheid achter aanstormen, heeft Beethoven uit de verte gehoord, en het tastte democratisch diep zijn wezen in. Hij, de heroische natuur, mocht van de barbaarsche gruwelen, mèt de ontketening der lagere volksdriften losgebroken, rillen, — wat er achter, aan hevige menschelijkheid leefde, kón hij niet misverstaan. Hij hoorde het wielen-geweld van de renkar der toekomst. Niet slechts als een fel en wild betoon van uitzinnigheid, als een geeselend woest uitzwaaien van knuppels op menschenhersens, zag hij het vernielend grauw in zijn ontembare instincten, maar hun handelen óok als een wrokkige weerslag op geschonden menschenrechten. Naast Beethoven's vurige oplettendheid zijn de tijdgenoot-beschouwers der hervormings-verschijnselen, als vadsige Silenussen op ezels. Revolutionair was en bleef Beethoven tot zijn laatsten ademhaal. Revolutionair in hoogsten zin, door tot het allerlaatste einde te verlangen naar innigste verbroedering der menschheid. — Wagner besluit zijn leven met een heidensche allegorie tot christelijk symbool