14 STUDIËN
dartelste geluks-verlangens, dat gij in louter zonneochtend-goud van een koel-zomerschen morgen, u onder eindeloos hemelblauw en tusschen dauwend groen voelt neerzinken. Deze mensche-lijke ziele-aanraking, waarin uw hoogste droomen en benauwendste noodlottigheden betrokken zijn, vermag u geen ander toondichter zoo hoopvol en tegelijk zoo demonisch te geven. Zaagt ge ooit in muziek zooveel grootschheid met zooveel teederheid doorwonden? Zaagt ge ooit hooger zeteling, heiliger drang, verbonden aan zoo menschelijk besef van levens-tragiek en levensvreugde? Ge noemt Mozart, Haydn, Gluck, vooral Mozart. Want Mozart omvlinderde de melodische jeugd-ziel van Beethoven. In Mozart's muziek leek alles dans, soms met vurige bloemglans-spelingen, uit en in zon. Bij Mozart straalde een klare blijheid en een gouden jubel. In zijn muziek was alles loutere vonkende schoonheid, lichtten tonen en klanken als waterstralen, trillend, ruischend en druppelend, en weer saamvloeiend in een zoelen stroom van harmonieën. Mozart, dat was de zoete weemoed, verinnigd door roerende teederheid, en deze weer plots verschietend in schalksche dans-guitigheid, door een omkanteling van speelsche stemmingen. Mozart, dat was de ziel zelve der clavichord met haar lieflijke toondempingen en zang-fijne klankversmeltingen. De teederste hand kon alleen zóó ijle toon-figuren