8 STUDIËN
zich in een statige verbreeding naar Christus' Heerlijkheid. — Ze stegen somwijlen tot een religieuze verrukking voor Christus, de Heilige Maagd, en gaven zich zelf over als smartoffers aan God. Ze waren vaak geeselingen van eigen wezen, en boetedoeningen voor eigen׳ zinlijke zondigheid, in een onbegrensd ontzag voor den schepper der wereld-veelvuldigheden gedaan. Het was vaak één smachtend smeeken om genade en uitwerping van eigen zinlijke genietingen. Juist het groot-menschelijke en onuitroeibaar-zinlijke moest gebannen, ook in de kerkmuziek. Alweer, — een saamvatting! — met zinnelijkheid hier bedoeld: de drastisch-dramatische botsing van alle hartstochten in den hoogeren mensch, waarvan de lagere wellustigheid slechts een zeer klein deel is. Zelfs de groote cantor Bach voelde zich alleréérst den neergesmakte en onderworpene aan het Almachtige gezag, en schiep de tragiek van Christus bijna als een naief en heerlijk-zuiver ontroerd middeneeuwer, zonder eigen smarten en bekommeringen te laten mééschreien. Beethoven revolutioneerde niet alleen de traditioneele scheppingsvormen, maar hij gaf ook een geheel nieuwe innerlijkheid aan de muziek: de mensche-lijkheid der persoonlijke ontroeringen, in onver-minkten aard. De muziek, de toontaal, gaf hij de ontzettende dracht en woeling mee van het persoonlijk gewaarwordings-leven. Den lijdenden,