9 2 IS. QUERIDO: NAPOLEON
óp de schittering van zijn roem. Ze hadden een zoon. Ze wist dat het Napoleon's oogappel was. Had zij nu Bonaparte niet moeten probeeren te naderen, of een enkel troostwoord toeroepen, ook al had ze hem niet lief als echtgenoot? Had zij die schriklijk-sombere eentonigheid der St. Helena-gevangenschap niet met een énkel zoet of zacht woord van meelevend herinneren moeten breken ? Altijd hoorde hij in de stille avonden de zee-branding tegen de rotskusten; nooit, nooit een ander geluid, een andere stem.... En daar, in het glanzende hofleven.... zijn vrouw kommerloos lachend, en genietend.... het stemmetje van zijn argeloos kind erneven.. . .
Ze heeft nimmer het geringste levensteeken gegeven, noch één troostwoord gesproken. In zelfzuchtige genots-bedwelmingen laat zij zich bevleien door den baron, haar minnaar, en ze lastert mee op haar man mét de lasterende en hoonend-spottende vijanden.
En Napoleon, zonder één wrevelig woord, wachtte op, snakte naar dit levensteeken. Maar de zee bleef druischen, eeuwig druischen, hetzelfde donkere gezang tegen de rotsen en bazaltblokken. En in zijn krot, riekend naar stallucht en schimmel, sprongen de vette ratten met hupsche sprongen over zijn beenen.
Geen tragiek ?
En op het uur nu, kort voor zijn dood, stelt hij zijn testament. Het vreeselijk-bleeke en ingezonken gelaat start in hevige droefheid. Hij mijmert en aarzelt vóór hij Montholon verder dicteert. Eindelijk werkt de haperende stem zich los uit de hevige ontroering, overwint hij smaad, krenkings-gevoel en verbitterd na-peinzen.... verzoekt hij te schrijven: ,,Ik kan mijn voortdurende tevredenheid betuigen over mijn dierbare echtgenoote, Maria Louise, en in haar bescherming beveel ik mijn kind aan. Voor haar zelve, voel ik tot op dit laatste uur niets dan teedre en innige gevoelens."