9 2 IS. QUERIDO: NAPOLEON
derloozen landman hevig mopperen dat het lot hem geen kroost had toebedeeld, terwijl hij er naar snakte. Zijn handen hadden een menschenleven lang in 't vruchtbare zaad van groenten, vruchten, gerst en tarwe gewoeld. En zijn armen hadden <^g aan dag de versch-omploegde aarde met zaden bestrooid.... En hij had de goud-zomersche dagen zien blinken en bloeien van nieuwgeboren gewas; hij had de geuren van ontluiking en de geuren van verwelking gesnoven op zijn hemel-wijde akkers.... en nooit had het leven zijn vrouw de menschelijke vrucht gebracht. Het was een vroom en nederig man.... en toch kón hij niet berusten. — De vurige determinist zal evenmin in volle begrips-zuiverheid de oorzakelijkheids-leer eerbiedigen als ze zijn individueel-opgebouwde gedachten omsmakt en zijn innerlijke verlangens en aandoeningen schendt. Iets is er in ons — de hooge moralisten noemen 't een werking van het bovenzinlijke bewustzijn — dat zich onstuimiglijk verzet tegen levensvernietiging en ondergang, al mogen ondergang en vernietiging slechts menschelijke opvattingen zijn van een cosmisch-noodwendig verloop der dingen, en dus al weer vreemd aan vertakkingen der levensbeginselen zelve. Wat komt, in zijn groei wordt, vergaat, verdwijnt ook weer. In onze jubelende men-schelijkheid spreken wij symbolisch van bloei, in onze tragische bezinning van verwelking en ontbinding. Het cosmische levensproces heeft zijn eeuwige onbewogenheid. Het is alles onverbiddelijk, noodzakelijk en onveranderbaar. Wij menschen echter, willen ons telkens weer met ónze persoonlijklevend-gehouden begeerten en voorstellingen tusschen de causaliteit van het geschieden plaatsen, de afwikkeling van het ons persoonlijk-tragisch treffende tegenhouden, van het ons gelukkig-stemmende bespoedigen of bestendigen. Kunnen we ons nu uit de saamschakeling van subjectief verlangen en objec-