DE TRAGIEK VAN NAPOLEON.
LS wij de gedetermineerde levenswetten en dus een oorzakelijkheid voor al het bestaande aannemen, dan moeten wij ook de historische causaliteit erkennen. Spreken wij van een geschiedkundige oorzakelijkheid, waaruit het onverbiddelijke van al 't gebeuren blijkt, dan is er, steil bezien, geen plaats voor een term: tragiek. Juist het gevoelsbegrip: tragiek, heeft een geheel men* schelijken oorsprong; is een woord van geheel men-schelijken klank, en in zijn diepsten aard, vreemd aan de noodwendigheid van het gebeuren zelve.
Bedeesd-geestige menschen zouden hier rustiglijk de opmerking tusschen kunnen schakelen, dat de oorzakelijkheid zelve in ons een oordeel over haar eigen wetten laaf geboren worden en groeien, en ons dus toestaat de dingen anders — b.v. tragisch — te bezien dan zij ze afwikkelt. De oorzakelijkheid zelve brengt dus in ons een geestelijk vermogen om haar wetten en ineengrijpingen critisch en schiftend te bezien.
Toch zou dit een benauwend kring-redeneeren worden, waarbij het verstand in een duizelingsdraai kans heeft zich zelf te verliezen.
Iets dat niet anders kén zijn dan het is, valt niet meer tragisch te noemen. Ik hoorde eens een kin-.