DE TRAGIEK VAN NAPOLEON 65
tief gebeuren zoo koel met onze waarneming heffen, dat we, om zoo te zeggen, onze eigene ziel smoren, dan ervaren we ontgoochelend, dat de noodzakelijkheid, in haar onverbiddelijk en onbegrensd zich-zelf-zijn, ons menschjes, mét onze menschelijke droomen en verlangens, verbeeldingen en illusies, van minuut tot minuut, van uur tot uur, van dag tot dag, wegdringt, achteruitstoot of meesleurt, uitschakelt of iets van ons afscheurt, op een wijze en precies zooveel als er noodig blijkt om haar gebeuren te volbrengen. Wij meenen, in lieflijken waan, dat de dingen op eenerlei manier deelnemen aan onze innerlijke realiteit van verlangens en geestelijk bestaan, terwijl juist andersom, wij slechts deelnemen aan den alge-meenen, eeuwigen, ononderbroken gang van het noodzakelijke en onafwendbare.
De groote en verbijsterende drang naar het bovenzinlijke leven heeft echter tegen deze noodwendig-heidsleer van het gebeuren, het schuldigheidsbesef, het verantwoordelijkheids-beginsel, de zonde, de zaligheid geplaatst, heeft de individueel-vrije wil opgeworpen en zoo heftig-religieus als levens-principe doorgevoerd, dat zelfs de vurigste deterministen, in hun eigen bestaan er telkens weer de verschijnselen naar beoordeelen. En dus ook als de niet-deterministen spreken van smart, vreugde, blijdschap, ellende, terwijl het begrip hen toch zegt dat de dingen altijd, door de noodwendigheid zijn gemaakt, aller-onverbiddelijkst tot wat ze moesten worden en geen enkel schepsel het allergeringste deel van zijn daden-en gedachten-individualiteit, buiten deze nood- en oorzakelijke levenswerkingen vermag te wijzigen naar ״beter" inzicht van anderen noch „zichzelf."
Bij de beoordeeling van Napoleon's leven ondergaan we deze verschrikkelijke en verlammende tegenstrijdigheid van het verzet in ons tegen het onaf-
5
Napoleon