is weder de vorm waarin de voorzaten de schoone idee gegoten hebben; de vorm spreekt niet meer tot ons, de idee blijft. Tsion, het geographische, heeft voor de reform zijn beteekenis verloren; het wekt de herinnering aan een grootsch verleden, maar is geen factor in onze toekomstidealen; de geheele aarde zal éen Tsion, de geheele wereld één tempel Gods zijn.
8. Onsterfelijkheid en opstanding. Het liberale Jodendom gelooft aan de onsterfelijkheid der ziel. Daar de mensch geestelijk aan God verwant is en toch in dit leven de volmaaktheid niet kan bereiken, moet er na dit leven een toestand intreden, waarin het den sterveling mogelijk wordt, zich volkomen met God te vereenigen. Een nadere verklaring van de onsterfelijk-heidsidee geeft de reform niet; zij laat ieder vrij, zich hieromtrent zijn eigen voorstelling te scheppen, mits het begrip rein-geestelijk blijve. Het denkbeeld der lichamelijke opstanding heeft de reform prijs gegeven; zij kan zich geen nieuw lichamelijk leven denken, dat volmaakter en daarom begeerenswaardiger zou zijn dan het tegenwoordige en dus moet de opstanding als ideaal vervallen ').
9. Gebed en godsdienstoefening. Het liberale Jodendom ziet, gelijk het orthodoxe, in het gebed en de openbare godsdienstoefening machtige factoren voor de godsdienstige ontwikkeling. Het beschouwt het dagelijksche huiselijk gebed als een der meest waarde-volle middelen tot bevordering van het religieus leven en het legt grooten nadruk op de noodzakelijkheid van het bijwonen der gezamenlijke godsdienstoefeningen bovenal op Sabbath en feestdagen. Het acht zich evenwel ook hier niet gebonden aan de sinds eeuwen bestaande gebruiken. Handhaaft het voor de hooidgebeden de Hebreeuwsche taal, daarnaast ruimt het een groote plaats in aan gebeden en gezangen in de landtaal; het wenscht den gezamenlijken dienst ook te doen voortgaan, als het voorgeschreven getal van tien manspersonen
1 Richtliniën p. 99.
34