wetten evenwel, die den Israëliet voorgeschreven zijn als Israëliet, als lid van een uitverkoren volk Israël, zijn vervallen, sinds de Israëlietische Staat is ineengestort en de Israëlieten als leden in een niet-lsraëlietisch staatsverband zijn opgenomen. Het Talmudisch beginsel: de landswet heeft bindende kracht, op grond waarvan het hedendaagsche orthodoxe Jodendom leert, dat de Jood zich aan het civiele en crimineele recht van het land zijner inwoning heeft te onderwerpen, wordt door Hold-HEIM c. s. in dier voege opgevat, dat de Jood verplicht is, al wat hem onderscheidt van zijn niet-Joodsche medeburgers, alle specifiek-Joodsche Thorawetten af te leggen en geheel op te gaan in de volksgemeenschap, waartoe hij toevallig geographisch behoort. Het algemeen-mensche-lijke, het universeel-religieuse in het Jodendom moet gehandhaafd blijven, het nationaal-religieuse moet verbannen worden, zoo is de leer der radicale reform. En daar nu bij de uitwerking van dit beginsel de radicale school ongeveer de geheele Thora als nationaal-religieus verklaart, blijft er in de praktijk van het leven weinig van het Jodendom over.
De oportunistische richting, als welker wegbereider Abraham Geiger (1810—1874) kan gelden, gaat niet zoo ver; zij eischt niet van den Jood een algeheele oftering van zijn Joodsch-religieuse traditiën op het altaar der vaderlandsliefde; de historie behoudt haar rechten, doch . . . slechts voorzoover het historisch-gewordene nog leeft in de volksziel, nog in staat is de religieuse gedachte te wekken en te sterken. Wat uit het bewustzijn der volksziel is verdwenen, behoeft niet meer vastgehouden te worden; wat het universeel-religieus begrip schaadt — ook dergelijke elementen zijn er volgens de reform in het Jodendom — moet zeker verdwijnen. Het historisch-kritisch onderzoek is het domein der Joodsche wetenschap; de censuur over de volksziel berust bij de rabbijnen: zij zullen beslissen, wat van de ceremonieele wet nog niet is afgestorven uit het gevoelsleven van het huidige geslacht; zij zullen be-
20