het van zichzelf zegt, losgemaakt van de autoriteit van het verleden en past op de Heilige Schrift de historisch-kritische methode toe. Het toetst de Heilige Schrift, die het intusschen, hoewel in gansch anderen zin als het orthodoxe Jodendom, openbaringsoorkonde noemt, aan de uitkomsten van het menschelijk denken, om aan te nemen, wat daarmede overeenstemt en te verwerpen wat daarmede in strijd schijnt. Hel reform-Jodendom meent, dat er in de Thora twee elementen aanwezig zijn: eeuwige waarheden en voorbijgaande vormen. De zuiver-religieuse en moreele wetten zijn in oorsprong het product der goddelijke inspiratie en maken de eeuwige waarheden uit; zij behouden haar waarde voor alle tijden, landen, geslachten en omstandigheden en zijn bestemd, gemeengoed der gansche menschheid te worden. De ceremonieele en ritueele wetten zijn, aldus de reform, niet van goddelijken oorsprong en daarom van voorbijgaanden aard; zij vormen het uiterlijk omhulsel, waarmede ieder opvolgend geslacht de innerlijke kern heeft bekleed, ten einde deze naar binnen te sterken en voor schadelijke invloeden van buiten te beschermen. Iedere generatie heeft in vromen zin aan dit complex van wetten veel of weinig toegevoegd of ontnomen, al naarmate het voor dien tijd verkieslijk scheen; dit wettenstelsel mist dus voor de latere geslachten de bindende kracht, die alleen den goddelijken waarheden toekomt.
Bij de toepassing van dit beginsel splitst het reform-Jodendom zich in twee richtingen, die wij de radicale en de oportunistische zullen noemen. De radicale richting, als welker geestelijke vader Samuel Holdiieim (1806—1860) kan aangemerkt worden, beschouwt als absoluut-religieus, dus als essentieel element in het Jodendom slechts die bestanddeelen der Bijbelsche en Talmudische geschriften, die de verhouding regelen van den Israëliet als mensch, als kind van God tot den Hemelschen Vader, den God van alle menschen. Alle
19