77
gejaagd werden. De aartsbisschop van MaiDz kreeg later zijn straf; keizer Hendrik IV ontzette hem uit zijn ambt en gaf allen met geweld gedoopten Joden verlof, om weder tot den voorvaderlijken godsdienst terug te keeren. Wel werden deze vreesachtigen, die den doop hadden verkozen boven den dood, door hun broeders met wantrouwen aangezien, doch nadat Rasjie te kennen had gegeven, dat men hen vriendelijk beje-genen moest, daar zij slechts om hun leven te redden en niet uit ongodsdienstigheid waren afgevallen, werden zij weder in het Jodendom opgenomen.
In 1099 drongen nieuwe scharen kruisvaarders door tot Jeruzalem en veroverden de stad. De Joden dreven zij in de Synagoge en staken toen het Godsgebouw in brand. Zoo eindigde voor het Jodendom de eerste kruistocht. De treurige gebeurtenissen dier dagen worden nog jaarlijks in den Omertijd, waarin deze gruwelen plaats hadden, in onze gebeden herdacht.
XXXVIII. Een eeuw van lijden voor de Joden in Midden-Europa. (Vervolg.)De tweede kruistocht. (1147). Vijftig jaren na den eersten kruistocht verzamelde het Christelijk Europa zich ten tweeden male, om de macht der Mohammedanen in het Oosten te fnuiken. Ook deze tweede kruistocht bracht den Joden veel ellende. De paus had verklaard, dat ieder, die aan den heiligen oorlog zou deelnemen, vrijgesteld was van het betalen der rente aan zijn Joodsche schuldeischers. Hieraan leenden de kruisvaarders een gewillig oor; zij betaalden den Joden nóch de rente, noch het kapitaal, plunderden bovendien hun bezittingen en staken hun eigendommen in brand.
Zoo ging het in Frankrijk; in Duitschland was het nog treuriger. De Rijnstreek vooral werd weder zwaar geteisterd.