Israël onder de volkeren

44

Judeïsche leerscholen, om zich daar aan de studie van Thora en Mischna te wijden. Vooral geschiedde dit tjjdens het roemrijke patriarchaat van R. Juda I, uit wiens school tal van geleerde mannen voortgekomen zijn. Onder hen moeten in de eerste plaats genoemd worden twee Babyloniërs, Rab en Samuel, die eenige jaren het onderricht van R. Juda I volgden. Na volbrachte studie keerden zjj naar Babylonië terug; Rab stichtte een leerschool te Sura en Samuel vestigde zich te Nahardea (+220). Hun onderwjjs bestond voornamelijk in de uiteenzetting der Mischna, zoodat Rab en Samuel als de eerste Babylonische Amoraïm kunnen worden aangemerkt. Hun leerscholen werden spoedig druk be-zocht; het aantal leerlingen beliep vaak meer dan duizend. Rab hield ook in Adar en Eloel godsdienstvoordrachten voor een groote menigte toehoorders; daarom werden deze maanden verga-deringsmaanden of ירחי כלה genoemd. Zijn vriend Samuel was

behalve in de Joodsche wetenschap bedreven in natuur- en ster-renkunde. Van groot belang is de stelling, door hem verkondigd, dat de Joden in de landen hunner ballingschap onbeperkte gehoorzaamheid aan de staatswetten verschuldigd zijn. Dit beginsel werd door het gansche Jodendom als wet aangenomen.

Na den dood van Rab en Samuel gingen hun leerlingen op den ingeslagen weg voort. Op verscheidene plaatsen verrezen leerscholen, waar talloos velen kwamen, om van de w\jze meesters onderricht te ontvangen. Tot de latere Babylonische Amoraïm behooren Rabba, Abaji en Raba (± 300). Door hun groote geleerdheid hadden deze mannen veel invloed op hun geloofsbroeders en wisten zij bjj het volk liefde tot Thorastudie op te wekken. Het gebeurde vaak, dat de godsdienstvoordrachten door 12000 toehoorders werden bijgewoond; iedereen, onver-schillig welk beroep hij uitoefende, verscheen op den bepaalden t(jd in de leerschool, om zijn Joodsche kennis te vermeerderen. Zoo vormt het Babylonische Jodendom van dien tijd een schoone bladzijde in de Joodscbe geschiedenis.