43
duizenden hunner gedood en vele steden verwoest werden (352).
Onder keizer Julianus werd hun toestand gunstiger. Deze was den Joden zeer genegen en gaf hun zelfs verlof, den tempel te herbouwen. Julianus regeerde evenwel slecht kort en na zijn dood werd de Christelijke kerk oppermachtig. Dit had voor de Joden zeer treurige gevolgen, want de meeste Katholieke geestelijken van dien tijd droegen het Jodendom een feilen haat toe en spoorden hun aanhangers aan, de Synagogen te verwoesten en de Joden te verjagen. Geen wonder, dat onder deze omstandigheden in het oude Joodsche land van een opgewekt leven geen sprake kon zijn.
XX. Dc Joden in het Babylonische rijk. (200—500).Staatkundige toestand. Terwijl de Joden in Palestina door deRomeinscheoverheersching veel te lijden hadden, genoten hun broeders in Babylonië rust en vrijheid. In de steden Sura en Pumbaditha vooral woonden veel Joden; zij leefden van landbouw en nijverheid en stonden bij de overige bewoners in hooge achting. Zij hadden een eigen staatkundig opperhoofd, dat den titel van Exilarch of ריש גלותא droeg. De exilarchen waren
T :
afstammelingen van koning David, leefden als vorsten en hadden een aanzienlijke hofhouding. Tot hun taak behoorde het, de belasting, die de Joden moesten opbrengen, voor den koning te innen en rechters aan te stellen. Zjj werden door de Joden hoog geëerd en ook door de Babylonische regeering met onderscheiding behandeld.
De Babylonische Amoraïm. De gunstige toestand der Baby-Ionische Joden was oorzaak, dat zij zich met ijver op de Joodsche wetenschap konden toeleggen. Gedurende het tijdperk der Tan-naïm trokken jaarlijks vele Babylonische jongelingen naar de