40
en stichtte een leerschool. Hij werd door geheel Israël met groote onderscheiding behandeld. Zijn dood werd algemeen betreurd en zijn graf wordt nog heden met eerbied bezocht.
R. Juda I (164—210). De patriarch R. Simonben Gamliël werd opgevolgd door zijn zoon R. Juda I. Deze neemt in alle opzichten de eerste plaats onder de Tannaïm in. Hij had in zijn jeugd het onderricht van vijf wetgeleerden genoten en hierdoor een buitengewone mate van kennis verworven. Bovendien was hij zoo edel van karakter, dat men hem ״onzen heiligen Meester” (רבטי הקדוש) noemde. Ook bij de
Romeinen stond hij hoog in aanzien en met den keizer verkeerde hij op vriendschappelijken voet. Geen wonder dat geheel Israël met eerbied tegen dezen patriarch opzag.
R. Juda I voltooide het werk, dat R. Akiba aangevangen en R. Meïr voortgezet had; hij vervaardigde een volledige ver-zameling van wetsbepalingen der Mondelinge leer en noemde dit werk Mischna. Iedereen bewonderde ten zeerste de nauw-keurige wijze van uitdrukking en de juiste indeeling dezer Mischnaverzameling, zoodat zjj door geheel Israël aangenomen en ijverig bestudeerd werd.
De Mischna bevat zes hoofddeelen (ששה סדרים). Het eerste
־ T : T
deel, זרעים, behandelt de landbouwwetten; het tweede, מועד,
de voorschriften omtrent de bijzondere dagen; het derde deel, □נשי, bevat de huwelijkswetten; het vierde, נזיקין genaamd,
omvat het burgerlijk recht; het vijfde,קדשים behelst de tempel-
en offerwetten en eindeljjk het zesde deel, םהר1ת, bevat de
T :
bepalingen van reinheid en onreinheid. Ieder hoof ddeel bestaat uit een aantal tractaten, JTirpDD; zoo vindt men in סדר זרעים
o.a. מסכת 3אה, over de hoeken der landerijen [welker opbrengst, voor de armen is]; in ס' מועד o.a. מם׳ שבת, over