12
op bevel des konings werd hij gevangen genomen en ter dood gebracht (162).
Kort hierop werd Demetrius, een zoon van Seleucus IV, koning van Syrië. Pas had deze vorst den troon bestegen, of de Hellenisten zonden een gezantschap tot hem en wisten hem door lastertaal tegen Juda op te ruien. Hg benoemde nu den Hellenist Alkimus tot hoogepriester en gaf hem een leger mede. In Jeruzalem aangekomen, deed Alkimus zich tegenover de Chasidim zeer vriendelijk voor, zoodat dezen een vriend in hem zagen. Plotseling liet hij echter zestig hunner, onder wie José ben Joëzer, gevangen nemen en dooden. Nu was de volkswoede tegen Alkimus zoo groot, dat hg zich genoodzaakt zag, bij den koning om hulp te vragen. Demetrius zond een leger, dat echter door Juda geheel verslagen werd. Spoedig zond de koning nieuwe troepen. Juda trok weder vol moed ten strijde; vele zgner mannen waren uit vrees niet opgekomen, doch met de 800 dappersten deed hg won-deren van heldenmoed. Wel bracht het Joodsche leger den Syriërs gevoelige verliezen toe, doch ook van de Joden sneuvel-den er velen en ook Juda, de fiere strgder voor het geloof der vaderen, liet het leven op het slagveld. (160).
Jonathan (160—143). De Chasidim, die nu door Alkimus en de Syrische troepen wreed vervolgd werden, verzochten Jonathan, het werk van zgn heldhaftigen broeder voort te zetten. Jonathan verklaarde zich hiertoe bereid, doch zijn taak was niet gemakkelijk. De Syriërs hadden alle steden bezet en naburige volksstammen deden telkens verraderlijke invallen in het land. Bij een dezer overvallen werd Mattisjahu’s zoon Jochanan gedood. Jonathan redde echter het land uit alle gevaren. Zoowel op het slagveld als in de staatkunde bleek hij de rechte man op de rechte plaats. Gelukkig ook voor de Joden stierf de snoode Alkimus (159) en werd het Syrische leger door den koning teruggeroepen, zoodat het er