194
donkerste tijden der middeleeuwen. In de Russische landen woedde na den oorlog de geesel van den burgeroorlog; na de bolsjewistische revolutie van 1917 ontstond een tegen-revolutie onder leiding van den adel en de groot-grondbezitters, die de verloren macht wilden herwinnen; benden soldaten werden gevormd, die van hun aanvoerders stelselmatig het bevel kregen, de Joden te vermoorden en te berooven, onder voorwendsel, dat dezen de bolsjewistische revolutie hadden aangesticht. Het meest hadden de Joden in den nieuw gevormden Ukraïnlsehen Staat in Z.W. Rusland te lijden; deze nieuwe Staat wisselde voortdurend van regeering en iedere verandering bracht voor de Joden nieuwe ellende met zich mede. Van 1918 tot 1920 duurde deze schrikkelijke toestand; in het bijzonder zijn de namen van den hetman Petljura en generaal Denikin, onder wier bewind de gruwelijkste Jodenmoorden en martelingen plaats vonden, met bloedige letteren in de Joodsche geschiedboeken gegrift. Een steuncomité voor de Joden in de Ukraïne heeft in 1920 een oproep verspreid, waarin het verklaarde, dat in meer dan 2000 steden en dorpen de Joden door pogroms waren getroffen en dat meer dan 100.000, meerendeels onder de ijseljjkste kwellingen en martelingen, zijn ter dood gebracht; het getal gewonden en verminkten, dat der weezen is niet te benaderen. Ziekte en hongersnood hebben bovendien de ellende op schrikbarende wijze vermeerderd.
Ook in het nieuw gevormde Polen hadden de Joden veel te lijden. In Lemberg staken de Poolsche soldaten de Joodsche wjjk in brand, waardoor drie synagogen en talrijke woon-huizen een prooi der vlammen werden; hiermede niet tevreden, overvielen zij de Joodsche bevolking, van welke 500 gedood of zwaar gewond werden. Ook Krakau en vele andere kleinere plaatsen werden getroffen. In de Littausehe steden Wilna en Pinsk hielden de Polen ook onmenscheljjb huis. Het