Israël onder de volkeren

den dood gestraft en de heilige boeken verscheurd en ver-brand. Op 25 Kislew werd het eerst in den tempel voor den Griekschen afgod geofferd (167). Enkele zwakkelingen vielen uit vrees van hun godsdienst af en kregen hiervoor groote belooningen van den koning. Maar zeer velen stierven liever den marteldood, dan dat zjj aan God ontrouw werden. Er waren er ook, die vluchtten. Zoo hadden zich duizend Chasidim in een hol verborgen; hun schuilplaats werd echter verraden en zij werden allen door de Syriërs gedood. Deze gruwelijke vervolging duurde zes maanden, maar God vergat zjjn volk niet.

Mattisjahu. In het stadje Modiïm, dicht bjj Jeruzalem, leefde destijds een oude priester uit het geslacht der Chasmoneërs, Mattisjahu genaamd, met zijn vijf zonen Jochanan, Simon, Juda, Elazar en Jonathan. Op zekeren dag kwamen de Syrische troe-pen in het stadje, om de Joden te dwingen, tot het heidendom over te gaan. Zij richtten een altaar op en eischten van Mattis-jahu, dat hij het eerst voor de góden zou offeren; dan zou hij groote belooningen ontvangen. Doch de grijsaard antwoordde: ״Al zouden ook alle volkeren den koning gehoorzamen, ik en mijn familie zullen nooit den godsdienst der vaderen verlaten.” En hij toonde dadelijk, dat dit hem ernst was; een Joodsch man, die op het afgodsaltaar wilde offeren, werd door hem gedood en met zijn zonen viel hij de Syrische soldaten aan en versloeg hen. Vervolgens verwoestte hij het altaar. Alle mannen der stad voeg-den zich nu bij Mattisjahu en men besloot, voor de eer van God de wapens op te vatten en niet te rusten, voordat alle sporen van het heidendom uit het land verdwenen waren. Opgewekt door het voorbeeld van Mattisjahu, sloten zich hoe langer hoe